MARC Record
Leader
003
BE-GnUNI
007
tu
008
231205|1886||||xx ||||||||||||||||| |d
100
1
a| De Mont, Pol
245
0
0
a| Loreley [Bladmuziek] :
b| liederen en gedichten /
c| Pol De Mont.
260
a| Rotterdam :
b| Elsevier,
c| 1886.
300
a| 276 p.
520
a| Bibliotheek E. Anseele
520
a| Deze publicatie bevat volgende liederen en gedichten :
520
a| Een vriendschapsdronk...
520
a| Een ruischend tij gevoelens rijst er
520
a| En toen ik in hare kamer trad...
520
a| Ik heb de wondere Nixe aanschouwd...
520
a| Ik heb geen wil, geen kracht meer...
520
a| Slechts éénmaal mocht mijn schuchter woord...
520
a| Mat, moede, lig ik op mijn spond...
520
a| Mijn kind! Ik weet een aardig lied...
520
a| Wat hebben mij uw oogen gedaan...
520
a| Ik wist wel dat gij mij behoorde...
520
a| Ik heb u gezocht zoo menigen dag...
520
a| Daar hangt, in't gezellig saletje...
520
a| Eens, toen de stond van scheiden kwam...
520
a| In juli was't...
520
a| Wij speelden schaak...
520
a| Ik lag, bij avonden, in mijn venster...
520
a| In, ernst, kind, of uwen oogen zwart zijn...
520
a| Ik heb u niet gevraagd van waar gij kwaamt...
520
a| Nu wil ik u in de armen prangen...
520
a| "Gij zijt mijn Vorst"...
520
a| Ter eere van twee groenblauwe oogen...
520
a| De wind is scherp! Uw halsje is bloot...
520
a| Eens ben ik naar het veld gegaan...
520
a| Een rozige straal der avondzon...
520
a| Gij, zonne, hebt gij geen heller licht...
520
a| Geen streek zoo bar, geen plek zoo klein...
520
a| Zij pruilde!...
520
a| Zoo lagen dan, twee vijandlike kampen...
520
a| Zeg weet gij t'nog...
520
a| Avond was't...
520
a| O Zeg! Is't de glans van uwe oogen?...
520
a| Door 't blijde, wijde Zoniënbosch...
520
a| Gedenkt gij soms dien zaligen avondstond?...
520
a| In droomen heb ik een hutje gebouwd...
520
a| Nog zie 'k het daar soms voor mijn oogen staan...
520
a| Nog houd ik 't boek in mijne handen...
520
a| Hoe lief het was, (t saletje blauw behangen...
520
a| Wij hebben wondere droomen...
520
a| "Spilleken, spilleken, stalen spilleken"...
520
a| Van twintig uren wijd, om eenen stond...
520
a| Het liefste lied dat ze immer zong...
520
a| De velden scheemren...
520
a| Och! Laat de hoving open...
520
a| Zoo is't goed! Kom bij mij thans...
520
a| En of ik u eeuwig bezitten mocht...
520
a| Kijf niet zoo luid!...
520
a| En op mijn boezem liet zij zacht...
520
a| Toen, bij de open vensterluik...
520
a| Een natte wind waait schuiflend door de duinen...
520
a| Nu moge 't stromen, moge 't huilen...
520
a| De laatste vlam der kaers verlichtte...
520
a| Naar buiten nu! naar buiten, kom...
520
a| Kom hier! en eer ik ga, mijn kind...
520
a| Kom, Molly! speel nog eens...
520
a| Vrij moog 't hertje, in uw borst, popelen,...
520
a| Ik heet u schoon, o mijn lief, aanbliklik als Cypris...
520
a| Is 't een spreekwoord licht,...
520
a| Diep schuil onder de grot,...
520
a| Nog trilt uw kus op mijne lippen,...
520
a| Phenthesileia
520
a| Soms, wen ik stonden, uren lang,...
520
a| Zij lei de kaarten voor mij open...
520
a| O neen! Geen nacht op aerde ontsteelt...
520
a| Wat heb ik, bevend, vaak, mijn hand,...
520
a| Geen enkle ster nog verlichtte,...
520
a| O spreek het uit,...
520
a| Des nachts, uit bange droemen, waak ik op...
520
a| Op 't hof ter Muijden
520
a| Dauw beperelt beemd en bosch...
520
a| Ik draag mijn hert, nog dooraderd...
520
a| Daar bloeit, op het graf, een vergeet-me-niet,...
520
a| Zijt gij, in 't avondgloeien,...
520
a| Wij zaten, 't hert vel wonne,...
520
a| Een donkren, stormigen zomernacht...
520
a| Aan den voet van het burchtslot,...
520
a| Den eersten, claren meiënnacht,..;
520
a| Het graf waarin gij sluimert,...
520
a| Ik heb u in eenen droom gezien,...
520
a| In sneeuwen bruidsgewaad,...
520
a| Hou op, hou op met slapen...
520
a| Daar rept een sombere vogel,...
520
a| Doe open, och doe open,...
520
a| En al mijn liefde en mijne eeden...
520
a| Wie draaft daar zoo laat nog, in spookender jacht...
520
a| Ik kan het niet vergeten....
520
a| Het bruidje kwijnde!...
520
a| Steeds trekken, zoo vaak ik mijn blikken...
520
a| Over de gerijpte graanzee...
520
a| Top!
520
a| 't Sloeg middernacht!...
520
a| Ik heb het lievelingsplekje weergezocht,...
520
a| Een Sphinx zijt gij!...
520
a| In 't boschken, naast de schoone lind...
520
a| "Ich grolle nicht"...
520
a| Vastenavond
520
a| Koud! koud als ijs, gevoelloos als een meer...
520
a| O hang me uw sluier over 't hoofd,...
520
a| Die vrouw was schoon... Een wooor, een wenk van haar...
520
a| "Een bloemeken bist du zeker"...
520
a| Denk niet, dat ik mij door het hoofd schiet,...
520
a| Zijn dat de twijgen van het oeverriet...
520
a| Daar ligt gij dan alle, o mijn brieven,...
520
a| Door nacht en nevelen leidde...
520
a| Eene Philistijnsche
520
a| Nooit, spraakt gij, heb ik zóó genoten...
520
a| Lanceloot
520
a| Speldeprikjes
520
a| Van u, de valschheid zelf, heb ik gedroomd...
520
a| De gloeiendroode zonne stijgt omlaag,...
520
a| Wat zong daar de vogelschaar...
520
a| In 't eerste scheemren des zomernachts,...
520
a| Gevloden! Verdwenen!...
520
a| Van Schlemihl staat beschreven,...
520
a| O zulk een afscheid vind ik hard,...
520
a| Eens, toen wij moesten scheiden,...
520
a| Daar vloeiden, door 't zalig Eden,...
520
a| Hij draagt geen appels meer, de boom van Goed en Kwaad...
520
a| Soms wordt het mij of wij hereenigd zijn...
520
a| En toen ik heur dan wederzag,...
520
a| In sluimering lag ze op den sopha,...
520
a| Dat is nu zoo lang geleden...
520
a| Da Vinci! eeuwen her bewonderd 't smeltend oog...
520
a| Drij looverkens aan Béatrix
520
a| In blanksatijnen morgentooi en losse haren,...
520
a| Wij reden de lanen der hoofdstad...
520
a| Stil igt de nacht... Hoog drijft de volle maan...
520
a| Eginhard en Emma
520
a| Och wil! och ik wil niet breken,...
520
a| Nu heeft zij mi verboden...
520
a| Blondelok en Mondjerood
520
a| Uw' boezem, als een dorstig wicht,..
520
a| Vraag mij niet naar de kleur van dijn wimpers en welige haren...
520
a| Bemin! Bemin!...Doch, zweer het niet!...
520
a| Mij heeft er meer dan een verraden...
520
a| Ambren rozen, met paerelden dauw belaan,...
520
a| Achter elk lachjen een klinkende zoen...
520
a| Wi stegen te gaar ter Congreskolom,...
520
a| De weken tel ik en de dagen,...
520
a| Deez' uchtend vroeg, met innig jagend hert,...
520
a| 't Seizoen der kussen is reeds lang voorbij...
520
a| Eene zonnevaart
546
a| Nederlands
500
a| Monografie
650
7
a| poëzie
e| subject.
2| z
650
7
a| liederen
e| subject.
2| z
852
4
b| AMSAB
c| AMSAB
j| MAD/5015.03
856
4
u| https://hdl.handle.net/10796/66236220-92C2-4910-ABBF-832AB097EB25
3| Amsab-permalink
920
a| boek
001
000066618
005
20231205133309.0